Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Over [47]zijn dag zullen de [48]nakomelingen verbaasd zijn, en [49]de ouden [50]met schrik bevangen worden. 47. Dat is, den dag zijns ondergangs van God gesteld om zijn rechtvaardig oordeel tegen hem uit te voeren. Alzo Ezech.21:25; en alzo is door een menselijken dag te verstaan een menselijk oordeel, 1 Kor.4:3. Vergelijk boven, hfdst.15 vs.32, en de aantekening. 48. Dat is, die na hem leven zullen. 49. Of, voorgaande; dat is, die voor de nakomelingen geweest waren, en leefden niet alleen als hij nog in zijn weelde was, maar ook daarna, als hij een schrikkelijk einde nam. 50. Het Hebreeuwse woord betekent zulk een schrik, waardoor een mens de haren te berge staan. Alzo Ezech.27:35, en Ezech.32:10. De zin is uitgedrukt boven, hfdst.4 vs.15.